
Je werkt maandenlang, droomt weg bij foto’s van witte stranden en blauwe luchten, en als het eindelijk zo ver is… wil je eigenlijk gewoon rust. Geen gedoe, geen wachtrijen op het vliegveld, geen hutkoffers sjouwen. Gewoon wakker worden, koffie zetten in je pyjama, buiten op het terras zitten met uitzicht op groen of water. Voor mij kwam dat gevoel pas echt toen ik een chalet huurde op een kleinschalig park ergens in Zeeland. Niet te fancy, geen gouden kranen of overbodige wellness, maar wel alles wat ik nodig had. En sindsdien ben ik een beetje verkocht.
Een chalet is voor veel mensen dé manier geworden om vakantie te vieren. Je stapt erin, je hangt je jas op, en je bent er. Geen “ik moet nog even landen” of “waar is de supermarkt hier ook alweer?” Want vaak weet je dat allemaal al, zeker als je vaker op dezelfde plek komt. En dat is precies wat veel mensen trekt. Je eigen ritme, je eigen plek. Geen gestreste hotelbalie of lawaaiige buren drie kamers verderop. Gewoon jouw stek.
Natuurlijk begint het meestal met huren. Logisch ook. Even de sfeer proeven. Kijken of het park iets voor je is, of je je thuis voelt in de regio. Want ja, eerlijk is eerlijk: het ene chalet is het andere niet. Sommige zijn uitgerust met alles erop en eraan — vaatwasser, airco, zelfs een regendouche — terwijl andere modellen je terugwerpen in de tijd, inclusief de geur van oudbakken gordijnen en het kraken van plastic stoelen, kijk maar eens naar het aanbod bij Lacet. Maar da’s oké. Want juist die zoektocht hoort erbij. En je leert vanzelf wat je fijn vindt.
Bij mij begon het allemaal met zo’n last-minute weekendje weg. Klein parkje, beetje vergane glorie misschien, maar wát een rust. We hebben bordspelletjes gespeeld tot middernacht, wijn gedronken op het houten terras terwijl het langzaam afkoelde, en de kinderen zagen we amper — die waren de hele dag op pad met hun net gemaakte vriendjes. Het was het soort vakantie waarvan je niet eens wist dat je ‘m nodig had.
En dan komt die gedachte: wat als we er zelf eentje kopen? Geen gezeul meer met reserveringen, gewoon je eigen spullen laten liggen, je eigen dekbed, je favoriete koffiezetapparaat. Je weet precies hoe alles werkt, waar de zonneplek op het terras is, en welke buren een goed verhaal hebben. Kopen is misschien een grotere stap, maar het geeft ook vrijheid. En met een beetje geluk kun je ‘m ook nog verhuren als je er zelf even geen gebruik van maakt. Win-win, toch?
Toegegeven: het is geen investering zonder risico. Onderhoud kost geld. Je moet de regels van het park respecteren. En ja, als je de verkeerde plek kiest, zit je misschien ieder weekend naar dezelfde omgeving te kijken — en dat kan gaan vervelen. Maar dat risico loop je ook met die jaarlijkse vliegvakantie naar hetzelfde hotel in Spanje. Beter safe than sorry, zou ik zeggen. Bezoek meerdere parken, praat met mensen die er al eentje hebben, en laat je niet meteen verleiden door een mooi folderplaatje. Papier is geduldig, maar je wilt geen kater na de koop.
Voor sommigen blijft huren de beste optie. Geen verplichtingen, gewoon gaan wanneer je zin hebt. Voor anderen wordt het uiteindelijk een soort tweede thuis. En beide keuzes zijn goed. Zolang het maar een plek is waar je tot rust komt, je jezelf kunt zijn, en waar de tijd nét even langzamer lijkt te gaan.
Dus of je nu droomt van een vast plekje aan het water, of gewoon even weg wilt uit de sleur: een chalet — dat kneuterige, maar oh zo comfortabele vakantieplekje — kan zomaar het begin zijn van iets moois.




